Dit artikel verscheen op 15 september online en in print in dagblad Trouw.
De strikte regels voor detailhandel en horeca werden in 36 gemeenten losgelaten. Dat leidt tot meer omzet voor ondernemers en levendige binnensteden.
Als detailhandel drank mag aanbieden en horeca non-foodproducten mag verkopen, wordt de binnenstad een stuk levendiger. Dat blijkt uit een proef van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met mengvormen in de Drank- en Horecawet.
Volgens de huidige Drank- en horecawet (DHW) mag een kaasboer geen wijntje schenken bij een kaasproeverij, en andersom mag een wijnboer geen kaasje verkopen. Veel te strikt, vindt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en niet meer van deze tijd. Bovendien: de DHW is landelijk bepaald maar de handhaving ervan gebeurt sinds 2013 door de gemeentes.
VNG pleit ervoor dat gemeenten de invulling van de regels zelf mogen bepalen en testte dat idee in een proef van een half jaar. In een aantal winkels en horecagelegenheden in 36 gemeenten werden de regels over mengvormen in de DHW versoepeld. Onder deze mengvormen vallen bijvoorbeeld een boekwinkel die een cadeaupakket met wijn verkoopt, maar ook een slijter die een proeverij organiseert of een restaurant waar een kookboek te koop is. Gemeenten en ondernemers zijn enthousiast.
Betere klantenbinding en -beleving
Café-restaurant Soif in Vlissingen deed mee aan de proef. “We verkopen olijfolie, kruiden en wijn; dingen die we verwerken in de menukaart”, zegt Annika Meijboom van Soif. “Dat deden we al, maar in de proef konden we het uitbreiden. Klanten zijn enthousiast en kopen de producten vooral als cadeaus.” Meijboom ziet door de mengvorm meer omzet en betere klantenbinding. “Ook met de leveranciers van wie we de producten aan klanten verkopen, bouwen we nu een ander soort relatie op. Je draagt elkaar net een warmer hart toe.”
In het algemeen zien ondernemers betere klantenbinding en -beleving, en meer omzet en onderscheidend vermogen. Vooral slijters, winkels, dienstverlening en niet-drankverstrekkende horeca zien deze effecten.
Pieter Verhoeve is burgemeester van Oudewater, dat meedeed aan de proef. “Toen de gemeente verantwoordelijk werd voor handhaving van de DHW, kwamen we erachter dat er een gedoogpraktijk was ontstaan voor mengvormen tussen horeca en detailhandel”, zegt Verhoeve.
De praktijk staat op gespannen voet met de wet, zegt hij, maar ingrijpen is wat hem betreft onnodig. “Als een bakker een cadeaupakket verkoopt met een likeurtje van een net te hoog alcoholpercentage, levert dat dan gevaar op voor de volksgezondheid?”, vraagt Verhoeve. “Dat lijkt me niet. Winkeliers zijn hard bezig hun bestaansrecht te bewijzen tegenover onlineshops. Als je je winkel aantrekkelijk wilt houden, moet je voor beleving zorgen, ontmoeting – iets wat je niet achter je computer ervaart”, zegt Verhoeve. “De wet moet meer ruimte geven voor gezond ondernemerschap.”
Goed alternatief
Er komen geen negatieve effecten op de volksgezondheid, openbare orde en veiligheid naar voren in de proef. Wel zijn gemeenten en ondernemers bedacht op oneerlijke concurrentie. Verhoeve: “Deze proef biedt een goed alternatief voor de huidige wet, maar we moeten het goed hebben over prijzen, kwalificering van personeel en andere eisen”, zegt hij. “Het nieuwe kabinet moet uit alle deelbelangen een algemeen belang destilleren, om dat woord maar te gebruiken.”
Gemeenten in het onderzoek zien meer levendigheid in de binnenstad, meer samenwerking tussen ondernemers en een grotere aantrekkelijkheid van het winkelgebied.
In de gemeente Zwolle zag woordvoerder Karin Obdeijn door de proef veel nieuwe concepten ontstaan: “In onze gemeente meldden zich veel bedrijven die een idee hadden voor een mengvorm en dat graag wilden uitvoeren in de proef. Door horeca en detailhandel bij elkaar te brengen krijg je andersoortige winkels, die voor een bredere groep interessant zijn”, zegt Obdeijn. “Een koffiezaak die duurzaam glaswerk verkoopt bijvoorbeeld, of een kapper annex kledingzaak waar je koffie kunt drinken. Zulke concepten horen gewoon in de stad vandaag de dag.”