Dit artikel verscheen op 4 oktober online en in print in dagblad Trouw.
Veel kinderen vinden enge en spannende boeken leuk. Maar hoe laat een griezelauteur kinderen griezelen zonder dat het te eng wordt?
“Monsters zijn eng,” zegt literatuurwetenschapper Kiene Brillenburg Wurth, “maar ook nuttig, zeker voor kinderen.” Wurth bestudeerde talloze horror- en griezelverhalen en promoveerde hierop in 2003. “Kinderen verdringen heftige ervaringen – niet alleen angsten, maar ook alle gevoelens die ze eigenlijk nog niet snappen en daarom wegstoppen.” Ze voelen zich bijvoorbeeld alleen gelaten of verwaarloosd en snappen niet waarom. Door monsters in verhalen kunnen ze met een omweg alsnog met weggestopte ervaringen omgaan.
Het idee dat je door het meeleven met een personage in een verhaal een omgang vindt met je eigen gevoelens, bestond al bij de oude Grieken. Catharsis, noemden ze dat, een soort zuivering van de eigen emoties door mee te leven met de personages in een tragedie.
Dat betekent niet dat een kind altijd over een angst heen groeit door te griezelen. Vaker vinden ze een manier om ermee te leven, zegt Wurth, of ze maken er juist op een handige manier gebruik van. De hoofdpersoon van het kinderboekenweekgeschenk van dit jaar is bijvoorbeeld een bangig jongetje, maar juist doordat hij zich bewust is van zijn angst, kan hij ervoor kiezen eroverheen te stappen. “Griezelen kan kinderen helpen om hun angsten te zien voor wat ze waard zijn.”
Spannende kinderboeken laten zich minder gelegen liggen aan regels en genres, zegt Wurth, waardoor er goed gegriezeld kan worden. “Meer dan thrillers voor volwassenen, vind ik, omdat die vaker volgens een bepaald stramien verlopen. Als je die veel gelezen hebt, weet je vaak wel hoe het gaat”, zegt Wurth. “Spannende kinderboeken zijn zo interessant, omdat de auteur ervan zich veel vrijheid veroorlooft. Een boek waar ik meteen aan denk is ‘Spinder’, van Simon van der Geest.” Dit kinderboek uit 2012 mengt een verhaal over pesten met enkele horrorelementen en heftige thema’s als schuld en dood.
“Of Maurice Sendaks ‘Where the Wild Things Are’, in het Nederlands vertaald als ‘Max en de Maximonsters’.” In dit prentenboek herbergt Max’ slaapkamer een compleet eiland met monsters. “Griezelen beperkt zich in kinderboeken niet tot specifieke genres”, zegt Wurth, “het komt ook voor in boeken die op het eerste gezicht niet per se griezelig zijn. Daardoor krijgt griezelen in kinderboeken meer vrijheid.”
Die vrijheid wordt versterkt doordat ouders vaak afwezig zijn in het verhaal. Al in sprookjes moesten kinderen in afwezigheid van hun ouders monsters verslaan en over zichzelf heen stappen. Denk aan Roodkapje, die door haar moeder alleen op pad wordt gestuurd, of Hans en Grietje die door hun ouders worden achtergelaten in het bos. En dan gebeurt het griezelige.
Drie griezelauteurs Paul van Loon Hoe klinkt het als een draak een ridder opeet? Paul van Loon zal het nooit expliciet beschrijven, maar laat het liever aan de verbeelding van de lezer over. “Griezelen moet leuk zijn, niet onsmakelijk”, zegt de auteur van de ‘Griezelbus’, ‘Dolfje Weerwolfje’ en ‘Foeksia de miniheks’. “Daarom zal ik nooit een grafische beschrijving geven. Door je fantasie te gebruiken kun je een griezelverhaal zo eng maken als je zelf wilt. En omdat je je fantasie gebruikt, heb je het griezelen in je macht.” Het ene kind zal zich het geluid van de krakende botten levendig inbeelden, het andere niet. En hij kan het boek altijd nog dichtslaan. “En verder lezen als hij toch weer nieuwsgierig is”, voegt Van Loon eraan toe. “Als ik schrijf, zoek ik een balans tussen leuk, spannend en eng”, zegt Van Loon. “Ik ga op mijn gevoel af of die balans klopt, maar elk kind is anders.” En soms zijn kinderen gewoon te jong, zegt Van Loon. “De adviesleeftijd op de boeken is er niet voor niets.” Hij kreeg ooit een brief van een lezer die schreef dat ze altijd een bang iemand was geweest, maar door het lezen van de Griezelbus niet meer. “Door hun angst onder ogen te komen, kunnen kinderen zich wapenen tegen de wereld om hen heen”, zegt Van Loon. Of zoals het in ‘Het Griezelhandboek’ staat: “Alle monsters zijn bang voor griezelkunstenaars en ze zullen zich zo vlug mogelijk uit de voeten, poten of klauwen maken.” |
Janneke Schotveld Bij Boeli in de buurt verdwijnen steeds meer katten. Iemand in de buurt ontvoert ze een voor een. De buurtkinderen verdenken Herba, een soort heks, ervan dat ze er kattensoep van wil maken. De kinderen gaan op zoek om ze te redden, maar zijn ze nog op tijd? “Vroeger woonde er bij mij in de buurt een bijzondere vrouw die Augustien heette”, zegt Janneke Schotveld, auteur van het kinderboekenweekgeschenk ‘Kattensoep’. “Ze had een grote bos grijs haar en ik herinner me heel veel planten voor haar raam. We vonden haar spannend, en fantaseerden dat ze een heks was. Herba is deels op haar gebaseerd.” Schotveld schrijft niet vaak enge boeken. “Van Kattensoep denk ik ook dat het eerder spannend is dan eng”, zegt ze. “Ik heb ook niet zoveel met griezelen. Tenminste, niet met spoken, zombies en afgehakte ledematen, dat soort gegriezel. Wel ben ik dol op heksen, kabouters, reuzen en draken. Dat soort fantasievolle boeken is heel belangrijk voor kinderen. Fantasie houdt de hersens soepel. “Het element van de kattensoep is natuurlijk wel een beetje griezelig, maar binnen de context van de rest van het verhaal denk ik dat kinderen dat heel goed kunnen hebben. Kinderen zijn niet van suiker. Een huisdier dat kwijt is, een opa die overlijdt, het zijn allemaal thema’s die in een kinderleven voorkomen en waar ze mee moeten dealen. En bovendien: wat is er nou fijner dan lekker in je eigen veilige bed een spannend boek lezen?” Het boek ‘Kattensoep’ wordt cadeau gedaan bij besteding vanaf tien euro aan kinderboeken. |
Thé Tjong-Khing “Al als kind had ik een voorkeur voor enge plaatjes boven lievige plaatjes”, zegt Thé Tjong-Khing. “Ik vond ze spannend.” De prenten die hij maakt bij verhalen probeert hij ook spannend te maken, maar niet té. “Ik ben er niet op uit om gore plaatjes te maken.” Een van de boeken van Thé, ‘Sprookjes van Andersen’, staat op de lijst van de CPNB voor deze kinderboekenweek. Thé vertelde en illustreerde Andersens sprookjes voor kinderen. Om spanning in een prent te krijgen heeft Thé geen vaste regels, maar hij kan verschillende dingen aanwijzen die goed werken. “In ‘De Zeven Zwanen’ van Andersen ziet de gemene, jaloerse koningin woedend toe hoe goed haar stiefkinderen het met elkaar kunnen vinden”, zegt hij als voorbeeld. “Om haar gemeenheid uit te drukken heb ik haar een soort harnas aangedaan: een pompeuze, metaalachtige, renaissanceachtige jurk. Zij in het stiekeme donker, de kinderen in een kleurige omgeving. Om te laten zien dat haar jaloezie hevig is, heb ik dat vertaald in heftig bewegende kleren. Contrast is het toverwoord.” Ook licht en schaduw zijn heel belangrijk in zijn prenten. “In het armoedige huis van het meisje met de zwavelstokjes had ik in eerste instantie achter de deur een bed neergezet,” zegt Thé, “maar dat bed suggereerde ruimte, dus dat heb ik weg gezwart. De tekening moet armoede uitstralen, anders klopt het niet bij het verhaal.” Een andere manier om spanning te creëren met licht en schaduw is om de spotlight elders te plaatsen dan waar het gebeurt. “Niet op de personen, maar op de vloer. Je moet dan even kijken wat er precies gebeurt.” |