Dit artikel verscheen op 22 juni online en in print in dagblad Trouw.
Welke robot kan het hoogste springen? Studenten doen een wedstrijdje ‘robohoppen’ met robots naar eigen ontwerp. De sprongkracht van dieren proberen ze toe te passen in de techniek.
“Voorpoten van de robots achter de startlijn”, roept docent en presentator Jos Knoester in de microfoon. Zijn collega-presentatoren, jongens van de studievereniging werktuigbouwkunde, zorgen voor hooggespannen verwachtingen: “Ik heb gehoord dat team één dertig meter kan springen, dus pas op daar achterin.” Gelach dertig meter verderop, bij het einde van de baan. “Ik zou al blij zijn als die van ons tot de helft komt”, mompelt een andere deelnemer.
De eerstejaarsstudenten werktuigbouwkunde aan de TU Delft maken hun zelfgemaakte springende robots wedstrijdklaar. Vanwege de 175ste verjaardag van TU Delft is de ontwerpwedstrijd dit jaar niet op de campus, maar in het centrum. Voorbijgangers bestuderen de ontwerpen. De met lucht aangedreven robots krijgen nog snel wat lucht in de flessen gepompt, springveren worden aangespannen en overal slingert gereedschap voor de laatste reparaties. In verschillende rondes laten de ruim honderd eerstejaars hun elektrisch of luchtaangedreven robot springen – als hij het doet.
De studenten haalden hun inspiratie voor de ‘robohopper’ uit de natuur. De manier waarop kangoeroes, sprinkhanen of honden springen, proberen ze toe te passen in de techniek. Bio-inspired design, heet dat. Springende robots zijn nog relatief nieuw, zegt werktuigbouwkundedocent Anton van Beek. Op termijn zouden zulke springers kunnen assisteren, bijvoorbeeld na een ramp. Op moeilijk begaanbaar terrein kunnen ze beter uit de voeten dan robots op wielen, of lopende robots.
Het team van Mariëtte Houtkoop (19) heeft een pneumatische robot met een kleurige vlieger gemaakt. Ze hoopt dat die met één sprong tenminste vijf meter haalt. Ze legt uit hoe hij werkt: “We pompen er lucht in, waardoor de druk wordt opgebouwd. Op de staart van de robot zit een schakelaar die we omzetten. Dan kan de lucht ineens ontsnappen en maakt hij een sprong. De vlieger helpt hem net iets verder te komen.” De lucht zit erin, het is wachten op het startsignaal.
Vast onderdeel
In 1994 werd de wedstrijd voor het eerst georganiseerd door studievereniging werktuigbouwkunde Leeghwater. Het is nu een vast onderdeel van het lesprogramma aan de TU. Studenten zien hier hoe theorie in de praktijk werkt, vertelt Van Beek. “Drie belangrijke vakken worden hierbij toegepast: dynamica, 3D-modelleren en sterkteleer.”
Het startsignaal klinkt. Houtkoops team zet de schakelaar om. Daar schiet de robot de baan op. De gehoopte vijf meter heeft hij makkelijk gehaald: 6,60 meter meet de jury. Het team juicht. Ook voor Van Beek is het spannend. “Na vijf weken werkt een derde van de robots. Dan vraag je je even af of de opdracht niet te moeilijk is, maar na zeven weken werkt al 90 procent.”
Nick van der Lee (23) en zijn zes teamgenoten hebben ook een app gebouwd. De robot springt met een uitschuifpoot, een beetje als een sprinkhaan, zegt Van der Lee. De robot heeft een blue tooth-verbinding met de telefoon van een van de teamleden. Die laat hem met de app over de baan springen, ongeveer een meter per sprong. “Hij heeft ook een racemodus, maar we proberen hem eerst in de normale modus.”
Een deel van de robots lukt het niet om te springen. Die worden apart gezet. Later wordt besproken wat er mis ging, zodat de studenten ervan leren. De robot een paar banen naast Van der Lee beweegt alleen op en neer en is niet vooruit te branden. Zijn makers krijgen de slappe lach en blijven proberen – tevergeefs.