Ken je Michel nog? In augustus 2020 sprak ik hem in het hotel waar hij verbleef bij wijze van daklozenopvang vanwege corona. Hij was toen negen maanden dakloos maar optimistisch: er was urgentie aangevraagd, hij zou snel een woning krijgen. Afgelopen week sprak ik hem weer. Lang en breed huisje, boompje, beestje? Nou nee. Nog tot juli dít jaar was hij een van de 32.000 dakloze personen in de CBS-statistieken die vandaag verschenen.
In de hal ligt laminaat met een vrolijk tegeltjespatroon, een wand in de woonkamer is behangen met hippe bloemen en de kozijnen zijn strak mintgroen geschilderd. En op de bank zit een apetrotse Michel, van oor tot oor te grijnzen.
‘Wijs hè?’, zegt hij over het tegeltjeslaminaat. ‘Vond ik echt bij mij passen.’ Alles in het knusse huis heeft hij zelf uitgezocht en geregeld, met af en toe een beetje hulp van kennissen. ‘Ik nodig niet veel mensen uit, wil het nog even voor mezelf houden. Ik heb nu de luxe om lekker m’n eigen ding te doen; naar buiten kijken, gewoon overal de deur open kunnen laten staan, fröbelen.’ En natuurlijk blijf je bezig met een huis. ‘Het is nooit klaar’, zegt hij wijselijk. Hij ziet er goed uit, maar hij is magerder geworden, en een stuk ouder, meer dan je normaal gesproken wordt in twintig maanden.
Ronddobberen
Eind 2019 belandde Michel in de daklozenopvang, in maart het jaar erop verkaste hij vanwege de uitbraak van corona het hotel ISVW, waar ik hem toen sprak. Kort daarna kreeg Michel een plekje in een doorstroomwoning in Amersfoort. Hij zat er bijna een jaar – een eigen kamer, maar keuken en sanitair moest hij delen met zeven anderen. Zeven vreemden, die net als hij zonder einddatum zaten te wachten tot ze weer ergens konden wonen. ‘Je hebt nooit rust, er is altijd wel iemand thuis. Er is geluid, rommel van anderen, geuren uit de keuken die je deelt, of het toilet… Na twee jaar ronddobberen ben je wel klaar. Ik was moe geworden, chagrijnig, had af en toe woedeaanvalletje.’
In de zomer van 2020 had hij al urgentie aangevraagd in zijn gemeente Bunschoten-Spakenburg, maar die werd afgewezen. ‘Omdat het mijn eigen schuld was dat het is fout gegaan, zo formuleerden zij het, daar was ik echt wel even van slag van. Ik kon in beroep gaan maar daar had ik geen kracht voor.’ Het is nog steeds te zien nu hij eraan terug denkt, en hij begint te hakkelen: ‘Je… je blijft in een cirkel rondrennen. Je moet uit dat cirkeltje, anders ga je het niet redden.’
Hij bleef echter nog wel even in dat cirkeltje. Het werd herfst, winter, lente en opnieuw zomer. Eind juni 2021 zou hij uit de doorstroomwoning moeten vertrekken, een volgend traject zonder einddatum in. Maar toen kreeg hij in Amersfoort wél urgentie. ‘Toen ging het snel. Ik reageerde via Woningnet op een paar huisjes. Dinsdags hoorde ik dat ik deze had gekregen, donderdag 24 juni kreeg ik de sleutel. Heerlijk’, verzucht hij.
Stok achter de deur
Hij houdt contact met de opvang aan het Smallepad in Amersfoort. ‘Een paar weken geleden zat ik te praten met een van de beveiligers en vertelde dat ik een huis had gekregen. “Ik weet zeker dat ik jou hier niet meer terug zie”, zei hij. “Ja, voor een bak koffie, maar niet in de opvang. Je bent zo trots aan het vertellen.” En dat klopt, ik ben helemaal gek van m’n huisje, ik wil het niet meer kwijt.’
Niet alleen is hij trots, Michel heeft ook een paar maatregelen getroffen. Zoals een schoonmaakster. Dat heeft alles te maken met dat hij zijn huis destijds kwijtraakte doordat hij zijn omgeving en zichzelf verwaarloosde. ‘Het staat heel decadent, een schoonmaakster, maar voor mij is het zelfbescherming. Ik merk dat ik dingetjes snel laat liggen, als zij het schoonmaakt pak ik het zelf ook op.’
Michel heeft gewoon z’n eigen huurcontract en woont niet beschermd, maar heeft wel begeleiding gevraagd van Kwintes, waar hij ook in de opvang zat. ‘Een keer in de week komt Daan, ook een stok achter de deur. Hij helpt met administratie, kleine vraagjes, dingen waar ik niet uitkom. Die man is gewoon geweldig, hij houdt me scherp. Hij heeft van de week de tandarts voor me geregeld; mijn tanden en kiezen worden getrokken en dan krijg ik een mooie prothese, met hagelwitte tanden. Ik heb ook al lenzen in plaats van mijn bril.’
Regel het gewoon
Bij Kwintes en bijvoorbeeld het wijkteam denken ze met hem mee, zegt Michel, ze reageren normaal op je. Iets wat hij bij gemeenten en overheidsinstanties absoluut niet ziet: ‘Ze vergeten vaak dat er een persoon achter een probleem of een brief zit. Er wordt niet naar het individu gekeken. Dóe dat nou eens, gooi mensen niet op een grote hoop met een stempel erop.’
Afgelopen maand was er iets met zijn uitkering: ‘Ik werk vier uurtjes op de markt, dat heeft invloed op je uitkering, dus dan moet je elke maand je loonstrookje inleveren. Maar ik krijg vierwekenloon, dus dan krijgen ze op een verkeerd tijdstip mijn loonstrook, en moeten zij achteraf gaan verrekenen. Ik kreeg een mailtje: “U heeft loonstrook die en die niet ingestuurd, dus we houden uw uitkering in.” Klaar. Nee, ze zijn niet sociaal. Asociaal. Daar heb ik echt geen kracht voor, voor dat soort gezeik. Ik ben toch niet de enige met vierwekenloon? Regel het gewoon.’
Daarom werkt hij graag mee aan interviews: om het verhaal te vertellen van al die individuen achter briefnummers en statistieken.
Is hij bang om zijn huis weer kwijt te raken? ‘Nou, ik pas er wel voor op. Dat met m’n uitkering, daar word ik nerveus van, en ik zorg meteen dat het geregeld is. Ik heb mezelf en mijn valkuilen leren kennen, en probeer die af te dichten. Je leert om te groeien in je leven en dat is mooi, maar ik had het liever niet zo geleerd.’
Rust
Grote toekomstplannen heeft hij niet. ‘Ik heb m’n droom toch?’, wijst hij lachend om zich heen. ‘Maar ik zou wel meer willen werken, in de loop van volgend jaar. Nu is dat nog te snel, ik ben ook nog met budgetbeheer bezig voor wat schulden. Nee, niet gelijk hard lopen, dat kan ik niet meer. Ik ga stapje voor stapje, zorgen dat ik geen kortsluiting krijg. Ik heb ook nog steeds een grote behoefte aan rust; ik heb zo lang zo veel mensen om me heen gehad.’
Hij kwam er zonder al te veel kleerscheuren doorheen, die twintig maanden, dat kan lang niet iedereen zeggen. ‘Ik heb gelukkig geen aanleg voor depressie of verslaving, maar je wordt heel kribbig, krijgt lange tenen. Je gaat op overlevingsstand en dat is het; je tijd uitzitten, proberen om er zo goed mogelijk doorheen te gaan. Nu ik een huis heb, ben ik weer ergens mee bezig, iets aan het opbouwen. Eigenlijk heb ik nu wat ik twee, drie jaar geleden had moeten hebben, voordat het misging: begeleiding aan huis. Dat geeft rust, en dan pak je de rest aan.’
Lees ook het eerste interview met Michel.