Wie op een verjaardagsfeestje vertelt dat hij in de forensische zorg werkt, kan nog al eens verschrikte blikken krijgen: is dat niet gevaarlijk, en zwaar? Dat kan, maar het is vooral heel mooi werk, vertellen Suzanne van Dijk en Daniëlle Verhoeven in de maandelijkse serie Leden in beeld van Valente.
Tot in de jaren tachtig woonden er de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid, daarna scheen de zon nog een aantal jaar door de glas-in-loodramen op Rooms-Katholieke kerkgangers. Tegenwoordig staan er geen altaar en kerkbanken, maar een tafeltennistafel en enkele fietsen in het middenschip van de kerk. ‘Het blijft een indrukwekkend gebouw’, lacht Daniëlle Verhoeven terwijl ze rondleidt in de voormalige kerk aan de Aalbersestraat in Amsterdam.
Het gebedshuis is in 2016 verbouwd tot studio’s op de begane grond en op de eerste verdieping, waar dertig cliënten van HVO-Querido wonen. De meeste met een forensische titel, allemaal met psychiatrische problematiek. Verhoeven is begeleider voor vijf van hen. Ze werkt nu drie jaar aan de Aalbersestraat: ‘De combinatie tussen forensische zorg en psychiatrie hier is geweldig interessant. Ik ben altijd nieuwsgierig naar wat erachter zit; waarom mensen delicten plegen en hoe we kunnen helpen dat te voorkomen.’
Hart op de tong
Teammanager Suzanne van Dijk heeft minder cliëntcontact, maar gaat des te grager naar de vierwekelijkse bewonerscommissie. ‘Het zijn de leukste vergaderingen die er zijn, omdat veel bewoners het hart op de tong hebben. Er wordt erg veel gelachen en er komen goede en verrassende ideeën uit voort’, zegt Van Dijk.
De dertig bewoners zijn Amsterdammers met (forensische) psychiatrische problemen, variërend van schizofrenie en psychose tot persoonlijkheidsstoornissen. ‘En heel veel cliënten hebben vermoedelijk een verstandelijke beperking, meestal niet gediagnosticeerd.’ Sommige staan op de Top600, de lijst van 600 personen in Amsterdam die de afgelopen jaren relatief veel high-impact delicten hebben gepleegd. Soms is er ook een verslavingsachtergrond, maar bij allemaal is de verwachting is dat ze willen en kunnen ontwikkelen naar zelfstandig wonen.
De leeftijd ligt gemiddeld tussen de 20 en 40 jaar. ‘Dat is relatief laag omdat we ontwikkelingsgericht werken, en dus kijken naar de verandermogelijkheden’, legt Van Dijk uit. Het is geen uitsluitingsgrond, maar die potentie is nu eenmaal minder naarmate mensen ouder worden.
Groot probleem bij het ontwikkelingsgericht werken, is de doorstroom. ‘Er is geen uitzicht op een woning, alles loopt vast. En dus blijven ze hier langer dan nodig is’, zegt Van Dijk spijtig. ‘Perspectief motiveert. Maar als je naar een doel toewerkt dat je toch niet kunt behalen, dan frustreert dat. Sommigen gooien het bijltje erbij neer, en ook terugval in gebruik of delicten zien we zeker.’
Grensoverschrijdend gedrag
Verhoeven heeft als persoonlijk begeleider individuele gesprekken met cliënten, intern of ambulant. Diagnoses stellen mag ze niet, maar in overleg met de twee gedragskundigen die HVO-Querido sinds kort in dienst heeft kan ze een cliënt wel helpen meer inzicht te krijgen in diens kwaliteiten en aandachtspunten.
Verder zit ze veel op de receptie, waar ze de telefoon beantwoordt en bezoekers te woord staat, maar vooral vragen van cliënten beantwoordt. Als ze een vroege dienst heeft, verstrekt Verhoeven ook medicatie en loopt ze een BHV-ronde. ‘Daarnaast zijn er op zo’n locatie talloze bijzaken,’ voegt Van Dijk toe, ‘niet altijd direct voor de cliënten, maar wel cruciaal voor de continuïteit.’
Incidenten zijn er natuurlijk ook. ‘In deze doelgroep heb je zeker wel te maken met agressie’, zegt Van Dijk zakelijk. Bewoners die met elkaar in gevecht raken maar ook verbale bedreiging van medewerkers. ‘Heel incidenteel komt fysieke agressie voor naar medewerkers of het pand. Dat vraagt veel van medewerkers en het team.’ Van strafbaar of grensoverschrijdend gedrag wordt altijd aangifte gedaan aangifte namens HVO-Querido. Van Dijk gaat mee met de betreffende medewerker, ook om aan cliënten een signaal af te geven: dit accepteren we niet.
Binnen het team is veel aandacht voor elkaar, zeker bij dergelijke incidenten, vertelt Van Dijk. ‘Behalve debriefen zorgen we ook goed voor elkaar. We bespreken na en doen even een belletje: hoe is het nu, heb je nog iets nodig?’ Mocht er echt een ernstig incident zijn, dan kunnen medewerkers altijd terecht met het instituut voor psychotrauma. ‘Het heeft tot gevolg dat we nauwelijks tot geen uitval zien door incidenten. We vangen elkaar heel goed op.’
Leefklimaat
Het incident wordt er ook met de cliënt besproken, zo snel mogelijk. Dat gaat aan de Aalbersestraat anders dan in veel andere instellingen. Het team werkt met het Leefklimaatmodel, een methode die getest is in jeugdinrichtingen en waaruit blijkt dat repressie averechts werkt. ‘Deze jongens horen hun hele leven al dat ze het niet goed doen en straf krijgen, en het sorteert geen enkel effect’, legt Van Dijk uit. ‘Bij ons is het gesprek het belangrijkst. Waar kwam dit vandaan en wat heb je nodig om volgende keer andere keuzes te maken? We willen ze aan het denken te zetten.’
Dat vraagt een lange adem, en oog voor de kleine succesjes. ‘We investeren enorm in de relatie met een cliënt. Mensen krijgen niet alleen een tweede kans maar ook een derde, vierde, vijfde. Er komen hier ook mensen die het op andere locaties niet hebben gered, maar hier vrij veel succes boeken.’
Niet voor niets zijn Van Dijk en Verhoeven erg trots op hun baan. ‘Ik vind dat we heel goed en waardevol werk verrichten’, zeggen beiden. ‘Cliënten zeggen vaak achteraf dat er hier voor het eerst naar ze werd geluisterd, nadat ze altijd alleen een detentienummertje zijn geweest. Dan kún je ook weer wat met iemand; “jullie behandelen mij zo, dan ga ik ook wat meer blootgeven”, denkt hij.’
Het viel Van Dijk al op toen ze hier net kwam werken: ‘Er kwam een cliënt op kantoor een hoop bombarie maken. Een collega sprak hem aan, niet met “ho, op deze manier ga ik niet met je in gesprek”, dat is een manier van reageren die ze waarschijnlijk al heel vaak hebben gezien, maar hij vroeg: “Goh, ga even zitten, wil je bakje koffie?”’
Spanning
Het moeilijkste van werk, denken beiden, is het snijvlak van de relatie met cliënten maar ook kunnen begrenzen. ‘Hulpverleners willen in zijn algemeenheid graag helpen, en zijn niet altijd even goed in zichzelf beschermen. Je sterkte is ook je valkuil.’ Het vraagt stevige professionals, weet Van Dijk. ‘Je zoekt iemand die goed contact kan maken, maar die ook kan begrenzen. Dat vergt durf, moed, professionaliteit en stevigheid.’ Dat maakt het moeilijk om mensen te vinden op een toch al krappe arbeidsmarkt. ‘We zijn een ontzettend warm team en hebben leuk contact met de bewoners, maar het werk vraagt veel.’
Toch zouden ze geen van beiden een andere baan willen, juist vanwege die spanning. ‘Het zijn allemaal stoere straatjongens,’ zegt Verhoeven, ‘sommige echte Top600-jongens, streetwise, met een hele grote mond – maar ze hebben ook allemaal hun gevoelige, kwetsbare momenten, waarop je het kleine jongetje daaronder ziet.’
Als je langer met ze werkt, kun je niet anders dan die kant zien. ‘Als je hoort wat ze hebben meegemaakt dan denk je echt: jemig, dat jij überhaupt nog rondloopt op deze aarde is wonderbaarlijk’, zegt Van Dijk. ‘Heel veel van deze jongens zijn getraumatiseerd, zwaar verslaafd geboren, zwaar mishandeld, noem het allemaal maar op. Het getuigt van overlevingsdrang dat ze hier nog zijn en op hun eigen manier hun best doen om vooruit te komen in het leven.’